Bloedtransfusie bij kinderen
Binnenkort ondergaat uw kind een behandeling of ingreep, waarbij een kans bestaat dat uw kind bloed toegediend moet krijgen; een bloedtransfusie. In deze folder vindt u informatie over bloedtransfusie.
Waarom een bloedtransfusie
Ieder jaar krijgen zo'n 250.000 Nederlanders (volwassenen en kinderen) een bloedtransfusie. Dat zijn onder andere slachtoffers van ongevallen, patiënten die een (grote) operatie ondergaan, patiënten die voor kanker of andere ziekten worden behandeld en patiënten met bepaalde (aangeboren) bloedafwijkingen. Daarnaast kunnen zuigelingen een bloedtransfusie krijgen omdat het hemoglobine (Hb) in het bloed te laag is. Wanneer het Hb te laag is, zijn er meestal te weinig rode bloedcellen (bloedarmoede).
De arts van uw kind schrijft bloedtransfusies voor als dat voor de behandeling noodzakelijk is. Hij/zij doet dit echter niet zonder uw toestemming of de toestemming van uw kind (tenzij er sprake is van een acute situatie). Om een weloverwogen keuze te maken, licht uw arts u vooraf duidelijk in over:
- de reden van de bloedtransfusie;
- de risico's die aan de bloedtransfusie verbonden zijn;
- de risico's die ontstaan wanneer u niet instemt met een bloedtransfusie;
- eventuele alternatieven voor de bloedtransfusie.
Toestemming
Het is afhankelijk van de leeftijd van het kind of hij/zij wel of geen toestemming mag geven voor een behandeling.
Kinderen tot 12 jaar
Voor kinderen onder de 12 jaar geldt dat de wettelijke vertegenwoordiger (ouders/verzorgers) toestemming dient te geven voor de behandeling.
Kinderen van 12 tot 16 jaar
Voor kinderen tussen 12 en 16 jaar geldt dat de ouders/verzorgers en het kind beiden toestemming dienen te geven voor de behandeling.
Kinderen vanaf 16 jaar
Kinderen vanaf zestien jaar zijn volgens de WGBO 'volwassen'. De jongere mag zelf beslissen om wel of geen toestemming te geven voor een behandeling.
Bovenstaande rechten zijn vastgelegd in de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO). Meer informatie over informatie en toestemming vindt u in de folder
'Uw kind in het Slingeland Ziekenhuis'. Deze folder is verkrijgbaar op de kinderafdeling (B0) en te raadplegen via
www.slingeland.nl. Hoe veilig is een bloedtransfusie
Om bloedtransfusies zo veilig mogelijk te maken, worden de volgende maatregelen genomen:
- Alleen gezonde mensen kunnen bloeddonor (de mensen die bloed afstaan voor transfusie) worden.
- Bloeddonors geven hun bloed vrijwillig en worden hiervoor niet betaald.
- Al het donorbloed wordt gecontroleerd op:
- hepatitis B en C;
- de geslachtsziekte syfilis;
- een virus dat een ruggenmergziekte en leukemie kan veroorzaken (HTLV 1/2);
- het humaan immuundeficiëntie virus (hiv) dat aids kan veroorzaken.
Als blijkt dat het bloed mogelijk besmet is, wordt het vernietigd. Toch blijft er, ondanks alle voorzorgsmaatregelen, een zeer kleine kans bestaan op besmetting door bloedtransfusie. Zo is de kans dat een eenheid bloed besmet is met hiv kleiner dan 1 op een miljoen. Het kan zijn dat de bloeddonor nog maar kort geleden werd besmet. In zijn bloed kan de aanwezigheid van de ziekteverwekker dan nog niet worden aangetoond.
Ook is het mogelijk dat de hoeveelheid virus in het bloed zo gering is, dat het niet kan worden aangetoond met een bloedtest. Tevens kan het gebeuren dat er virussen in het bloed zitten, die we nog niet kennen of waarop (om andere redenen) niet getest wordt. Ook zijn er aandoeningen waarvoor nog geen test bestaat en waarvan de kans op overdracht door bloedtransfusie in principe aanwezig is.
Het is belangrijk dat het bloed dat iemand toegediend krijgt bij hem of haar 'past'. Daarom nemen wij bloed af bij uw kind om de bloedgroep en het resusfactor vast te stellen. Bij zuigelingen die een bloedtransfusie krijgen en jonger zijn dan drie maanden, wordt ook bloed afgenomen bij de moeder. Sommige mensen hebben afweerstoffen in hun bloed tegen bloedcellen van anderen. Deze stoffen kunnen aanwezig zijn na een zwangerschap of vroegere bloedtransfusie. Gegevens over afweerstoffen worden vastgelegd in een landelijk datasysteem. Het transfusielaboratorium kan navraag doen bij dit systeem om te achterhalen of er eerder afweerstoffen bij uw kind zijn gevonden. Indien dat het geval is kan het langer duren voor dat er 'passend' bloed wordt gevonden.
Vlak voordat uw kind een bloedtransfusie krijgt, controleert de kinderverpleegkundige nogmaals of het bloed van de donor inderdaad voor uw kind bestemd is. Vóór en tijdens de bloedtransfusie observeert een kinderverpleegkundige uw kind. Daarnaast controleert de kinderverpleegkundige onder andere de temperatuur, de polsslag, de ademhalingsfrequentie en de bloeddruk van uw kind.
Bijwerkingen
Uw kind kan door de bloedtransfusie een allergische reactie krijgen. Dit komt echter niet vaak voor. Zo'n reactie is herkenbaar aan koorts, rillingen, galbulten, jeuk of een rode huid. Dit kan met medicijnen worden behandeld.
Het kan zijn dat uw kind na de bloedtransfusie afweerstoffen tegen het donorbloed aanmaakt. Ook dat kan een reactie geven in de vorm van koorts. Een dergelijke reactie kan ook worden veroorzaakt door afweerstoffen tegen bloedcellen van een bepaalde bloedgroep. Deze reacties kunnen met medicijnen worden behandeld. In dat geval krijgt u een bloedgroepenkaartje met daarop de vermelding van de afweerstoffen. Bij eventuele volgende bloedtransfusies bij uw kind dient u of uw kind dit bloedgroepenkaartje altijd aan de arts te tonen.
Het is mogelijk dat de afweerstoffen na verloop van tijd niet meer in het bloed te zien zijn. Daarom worden de gegevens over de eventueel bij uw kind gevonden afweerstoffen in een landelijk datasysteem bewaard. Bij een volgende transfusie kan het transfusielaboratorium van het ziekenhuis waar u op dat moment behandeld wordt, het landelijke systeem raadplegen. Zo kan er bloed gezocht worden dat het beste bij uw bloed past. Als u vragen heeft over het datasysteem, kunt u deze stellen aan uw specialist.
Kan ik een bloedtransfusie weigeren
Ja, u of uw kind kind kan een bloedtransfusie weigeren. Bedenkt u daarbij wel dat er in het algemeen weinig andere mogelijkheden zijn. Sommige operaties of behandelingen kunnen zelfs niet worden uitgevoerd zonder bloedtransfusie.
Bespreek uw twijfels ten aanzien van de bloedtransfusie tijdig met uw behandelend arts of de klinisch chemicus (transfusiedeskundige) van het Klinisch Chemisch en Hematologisch Laboratorium.
Meer weten
In deze folder hebt u het een en ander kunnen lezen over bloedtransfusie. Mocht u na het lezen nog vragen of opmerkingen hebben, legt u deze dan gerust voor aan uw behandelend arts of aan de klinisch chemicus van het Klinisch Chemisch en Hematologisch Laboratorium. De klinische chemicus is bereikbaar op telefoonnummer (0314) 32 94 07.
Tot slot
Als u bloed nodig heeft, dan is het er. Vanzelfsprekend. Help mee om dat vanzelfsprekend te houden. Spreek erover met mensen in uw omgeving. Iedereen tussen 18 en 70 jaar die gezond is, kan bloeddonor zijn. Meer informatie kunt u krijgen bij de bloedbank in uw regio.
Colofon
De tekst in deze folder is gedeeltelijk afkomstig uit de folder van Stichting Sanquin.
Hoe gaan wij om met vertrouwelijke gegevens van uw kind
Zodra uw kind in het ziekenhuis komt, leggen wij persoonlijke gegevens over hem/haar digitaal vast. Die gegevens zijn geheim. Alleen de arts die uw kind behandelt en de zorgverleners die bij de behandeling betrokken zijn mogen deze gegevens inzien. U mag de gegevens van uw kind inzien als uw kind jonger is dan 12 jaar. Is uw kind 12 jaar of ouder, dan moet uw kind hiervoor toestemming geven.
Het ziekenhuis is verplicht om de kwaliteit van zorg te bewaken en verbeteren. Daarom kan het nodig zijn om gegevens te verstrekken aan personen binnen of buiten het ziekenhuis. Het verstrekken van gegevens is aan wettelijke regels gebonden (zie het 'Privacyreglement Patiënten', vraag ernaar bij uw zorgverlener). De kinderartsen vinden dat ook artsen die werkzaam zijn bij het consultatiebureau alle belangrijke medische informatie over uw kind moeten hebben. Deze informatie wordt daarom standaard doorgestuurd aan de arts van het consultatiebureau en zo nodig de schoolarts. Mocht u hier bezwaar tegen hebben, dan kunt u dat mondeling én schriftelijk kenbaar maken bij de kinderarts die uw kind behandeld.
Daarnaast kunnen de huisarts, de huisartsenpost en de apotheker een samenvatting van de medische gegevens inzien bij spoedeisende zorg buiten praktijkuren. Meer informatie kunt u lezen in de folder '
Uw rechten en plichten als patiënt'. Deze folder kunt u raadplegen op www.slingeland.nl (klik op: Patiënteninfo > Folders).