Blaastraining
Blaasoefeningen
Door thuis blaasoefeningen te doen, kun je droog worden.
Je leert:
- hoe je moet plassen
- wanneer je moet plassen
- hoe vaak je moet plassen
Hoe moet je plassen?
- Ga rustig op de wc zitten. Zorg ervoor dat je voeten plat op de grond staan. Als je met je voeten niet bij de grond kunt, gebruik dan een krukje of plankje.
- Doe je broek en onderbroek helemaal naar beneden, tot op je enkels.
- Ga met je billen helemaal op de wc zitten, niet op het puntje.
- Neem de tijd. Luister of de plas in één keer komt.
- Let op dat je niet perst tijdens het plassen. Je buik moet slap zijn. Dit lukt het best wanneer je tijdens het plassen zachtjes uitblaast of neuriet.
- Als je klaar bent met plassen, wiebel je van je ene bil op je andere bil, want er kan nog plas komen.
- Tel daarna rustig tot 10.
- Voor meisjes: bij het afvegen veeg je met het toiletpapier van voren (je buik) naar achteren (je billen).
- Trek je onderbroek en broek weer omhoog en was je handen.
Wanneer moet je plassen?
- Let goed op of je moet plassen én let steeds op dat je broek droog blijft.
- Let op de seintjes van je blaas Als je voelt dat je moet plassen, ga je direct naar de wc. Denk bij jezelf: "Ik kan maar beter naar de wc gaan, zodat ik niet nat word". Dat doe je dus ook wanneer je iets leuks aan het doen bent, zoals tv kijken, computeren of sporten. In het begin kan dat moeilijk zijn, maar doe super hard je best!
- Als je de seintjes van je blaas niet goed voelt, probeer dan regelmatig te bedenken hoe lang het geleden is dat je geplast hebt. Als dat langer dan twee uur geleden is, ga je het toch even proberen.
Hoe vaak moet je plassen?
- Het is belangrijk dat je regelmatig naar de wc gaat. Je krijgt een plasdagboek mee. Voor iedere plas zet je een vlag op de lijst. Je kunt dan zien hoe vaak je hebt geplast.
- Het beste is als je, goed verdeeld over de hele dag, zes tot zeven keer naar de wc gaat. Sommige kinderen moeten leren vaker te gaan plassen en andere kinderen moeten leren minder vaak te gaan plassen.
- Zet direct nadat je geplast hebt een vlag op de lijst. Dus niet aan het einde van de dag, omdat je het dan misschien vergeet. Als je 7 vlaggen hebt, heb je de meeste kans dat je droog blijft.
- Om genoeg te kunnen plassen, moet je goed drinken: 1,5 liter per dag (7 à 8 bekers).
Controle van de natte broek
Als je aan het trainen bent, moet je zelf goed in de gaten houden of je nog droog bent. Iedere keer als je naar de wc gaat, controleer je je onderbroek. Je vader of moeder zal af en toe meekijken. Als er een natte plek in je onderbroek zit die groter is dan twee euro, dan telt het mee als nat. Als je nat bent, zet je een 'N' (van 'nat') in het vakje, naast de vlag.
Einde van de dag
Aan het einde van de dag bekijk je samen met je vader of moeder hoe de training die dag is gegaan. Maak er een wedstrijd van om zoveel mogelijk droge dagen te halen.
Hulp van anderen
Andere mensen (zoals je juf of meester) kunnen je helpen aan de training te denken door een code tegen je te zeggen. Bijvoorbeeld de code "1, 2, 3" en jij denkt dan bij jezelf "Moet ik wel of moet ik niet?". Je moet dan goed voelen en nadenken. Daarna beslis je pas of je wel of niet gaat plassen.
Help jezelf
Als je het moeilijk vindt om steeds aan de training te blijven denken, kun je ook jezelf helpen door een LET OP-teken te maken. Zo kun je bijvoorbeeld een "trainingsarmbandje" maken, iets op je hand schrijven (bijvoorbeeld 1-2-3) of een "trainingsveter" in je schoen doen. Iedere keer dat je het LET OP-teken ziet, denk je aan je training en weet je waar je ook alweer op moet letten.
Terugkomen naar het ziekenhuis
Nadat je een aantal weken thuis getraind hebt, kom je weer naar het ziekenhuis. Neem de lijsten die je thuis hebt bijgehouden dan mee. De therapeut vertelt of je met de training mag stoppen of dat je nog een tijdje door traint. Wanneer je voor controle komt, is het belangrijk dat je nog een keer plast op de computer-wc. Zorg dus dat je met een volle blaas komt.