Inleiding
Deze folder geeft informatie over serotiniteit. Dit is de medische term voor overdragenheid. De gevolgen van serotiniteit worden beschreven. Ook komt aan bod welke medische zorg u kunt verwachten.
De uitgerekende datum en de normale periode van bevallen
De verloskundige, huisarts of gynaecoloog bepaalt in het begin van de zwangerschap de uitgerekende datum. De medische term hiervoor is de à terme datum, vaak afgekort als AT-datum. Deze datum wordt vastgesteld naar aanleiding van echoscopisch onderzoek vroeg in de zwangerschap. De meeste vrouwen bevallen niet precies op de uitgerekende dag. Een normale bevalling vindt plaats in de periode van drie weken voorafgaand tot twee weken na afloop van deze datum. Verloskundigen en artsen noemen deze periode van vijf weken ook wel de uitgerekende periode of termijn voor een normale zwangerschap.
Wat is serotiniteit?
Als de bevalling twee weken na de uitgerekende datum niet op gang is gekomen, spreken verloskundigen en artsen van overdragenheid. De medische term hiervoor is serotiniteit. Vijf tot tien procent van alle zwangerschappen duurt langer dan 42 weken.
De gevolgen van serotiniteit
Bij een zwangerschap die langer dan 42 weken duurt, voldoet de placenta soms minder goed aan de behoefte van het kind. De baby kan zo geleidelijk minder voeding krijgen. De hoeveelheid vruchtwater wordt langzamerhand minder. Ontlasting van de baby (meconium) in het vruchtwater komt vaker voor. In een zeldzaam geval kan de baby te weinig zuurstof krijgen.
Verwijzing naar de gynaecoloog
Om problemen vóór te zijn wordt u door de verloskundige naar de gynaecoloog verwezen. Of u de baby goed voelt bewegen, is een belangrijk teken. Bij 41 weken krijgt u een afspraak bij de gynaecoloog. De gynaecoloog beoordeelt met een echo de hoeveelheid vruchtwater. Op de afdeling wordt er een cardiotocogram (CTG) gemaakt om de harttonen van uw kind te registreren. Zo wordt de conditie van uw baby beoordeeld. Hierna wordt, afhankelijk van de conditie, een plan gemaakt. Als moeder en kind het goed maken, kan er worden gewacht tot 42 weken om de bevalling spontaan te laten beginnen. Er kan ook worden besloten om de bevalling tussen de 41 en 42 weken in te leiden.
Afwachten of inleiden?
Als alle controles goed zijn en de zwangerschap geen andere problemen geeft, is het verantwoord om af te wachten tot de bevalling spontaan begint. Het advies is om dan tweemaal per week een CTG en een echo te maken. De harttonen en de hoeveelheid vruchtwater worden zo beoordeeld. Bij minder leven voelen, als er weinig vruchtwater is, of als de harttonen niet optimaal zijn, stelt de gynaecoloog vaak voor om uw baby geboren te laten worden. Als de baarmoedermond 'rijp' aanvoelt, is een inleiding mogelijk. Meer informatie hierover vindt u in de folder Het inleiden van de bevalling. Ook bijkomende problemen tijdens de zwangerschap, zoals een hoge bloeddruk of een klein kind, kunnen een reden zijn om een inleiding voor te stellen. Meer informatie hierover vindt u in de folder Het inleiden van de bevalling.
De bevalling
Bij een zwangerschapsduur van 42 weken luidt het advies om in het ziekenhuis te bevallen. Tijdens de bevalling worden de harttonen van de baby met behulp van een CTG geregistreerd. Zo wordt de conditie van de baby in de gaten gehouden. Als de vliezen nog niet gebroken zijn, wordt het CTG via de buikwand gemaakt. Zijn de vliezen wel gebroken, dan plaatst de arts of verloskundige vaak een schedelelektrode (een dun draadje) via de vagina (schede) op het hoofd van de baby. Ook kan men de vliezen breken om dit draadje vast te maken. Dit gebeurt tijdens een inwendig onderzoek. Vaak wordt tegelijk met de harttonenregistratie ook de weeënactiviteit geregistreerd. Het registreren van de harttonen tijdens de bevalling is een voorzorgsmaatregel om op tijd een achteruitgang in de conditie bij het kind te ontdekken. Meestal doen zich geen problemen voor en kunt u normaal en spontaan bevallen. Wel moet u er rekening mee houden dat na een erg lange zwangerschap de bevalling soms trager verloopt. De weeën zijn dan niet krachtig genoeg. Het kan dan nodig zijn de weeën met een infuus te versterken. Als ze erg pijnlijk zijn, is pijnstilling mogelijk.
Wie zijn er bij de bevalling?
Bij serotiniteit krijgt u een medische indicatie om in het ziekenhuis te bevallen. De gynaecoloog is verantwoordelijk voor de begeleiding van de bevalling. Meestal is een aan het ziekenhuis verbonden verloskundige bij de bevalling aanwezig. Deze werkt nauw samen met de gynaecoloog. Naast verpleegkundigen kunnen ook leerling-verpleegkundigen of co-assistenten (medische studenten) aanwezig zijn. U kunt van te voren navragen wie er zullen zijn
Na de bevalling
Als de bevalling zonder problemen verloopt, brengt u het kraambed thuis door. Ontslag uit het ziekenhuis vindt enige uren na de bevalling plaats, soms de volgende ochtend.
Tot slot
Heeft u nog vragen naar aanleiding van deze folder, aarzel dan niet deze met de verloskundige of gynaecoloog te bespreken. Zij zijn altijd bereid een en ander nader toe te lichten.
© 1998 NVOG
Het copyright en de verantwoordelijkheid voor deze folder berusten bij de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG) in Utrecht. Leden van de NVOG mogen deze folder, mits integraal, onverkort en met bronvermelding, zonder toestemming vermenigvuldigen. Folders en brochures van de NVOG behandelen verschillende verloskundige en gynaecologische klachten, aandoeningen, onderzoeken en behandelingen. Zo krijgt u een beeld van wat u normaliter aan zorg en voorlichting kunt verwachten. Wij hopen dat u met deze informatie weloverwogen beslissingen kunt nemen. Soms geeft de gynaecoloog u andere informatie of adviezen, bijvoorbeeld omdat uw situatie anders is of omdat men in het ziekenhuis andere procedures volgt. Schriftelijke voorlichting is altijd een aanvulling op het gesprek met de gynaecoloog. Daarom is de NVOG niet juridisch aansprakelijk voor eventuele tekortkomingen van deze folder. Wel heeft de Commissie Patiëntenvoorlichting van de NVOG zeer veel aandacht besteed aan de inhoud. Dit betekent dat er geen belangrijke fouten in deze folder staan, en dat de meerderheid van de Nederlandse gynaecologen het eens is met de inhoud. Andere folders en brochures op het gebied van de verloskunde, gynaecologie en voortplantingsgeneeskunde kunt u vinden op de website van de NVOG: www.nvog.nl, rubriek voorlichting. Voor deze folder is gebruik gemaakt van de Richtlijn Serotiniteit van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie, 1997.
Auteur: dr.P.J.H.M.Reuwer
Eindredacteur: dr.G.Kleiverda
Bureauredacteur: Jet Quadekker
Deze tekst is ongewijzigd overgenomen van de Nederlandse Vereniging Obstetrie en Gynaecologie, juni 2014.
(website www.nvog.nl)