Algemeen
Deze folder geeft u algemene en veilige richtlijnen over zelfregulatie bij zwangerschapsdiabetes. Deze folder is bedoeld voor zwangere vrouwen die insuline moeten spuiten.
In de folder staan schema's met richtlijnen. Het is de bedoeling dat u de getallen in deze schema’s aanpast aan uw eigen situatie en op basis van uw eigen ervaring. De diabetesverpleegkundige kan u hierbij helpen.
Zelfregulatie
Zelfregulatie betekent dat u zelf de dosering insuline aanpast als dat nodig is. Normale glucosewaarden in uw bloed zijn belangrijk voor uw gezondheid én dat van uw kind. De diabetesverpleegkundige leert u precies hoe u zelf uw insulinedosering kunt aanpassen aan de hand van uw glucosewaarden. Daarnaast is het belangrijk dat u leert van uw eigen ervaringen.
Voordat u zelf uw dosering insuline kan aanpassen is het belangrijk te weten:
- Hoe de insuline die u gebruikt werkt.
- Op welke manier uw bloedglucosewaarden tot stand komen.
De werking van insuline
Insuline zorgt ervoor dat glucose (suiker) door lichaamscellen wordt opgenomen en dat het niet achterblijft in het bloed. Hierdoor daalt de glucosewaarde in het bloed.
Soorten insuline
Er zijn 2 soorten insuline:
- snelwerkende insuline
- middellangwerkende insuline
Snelwerkende insuline
Snelwerkende insuline gebruikt u voor de maaltijd en spuit u bij voorkeur in uw buik. Ongeveer 10 minuten na het inspuiten begint de insuline te werken. Na ongeveer 1 uur is het effect maximaal. Hoe lang de insuline werkt hangt onder andere af van de dosis. Hoe meer u spuit, hoe langer het effect. In het algemeen werkt snelwerkende insuline 2 tot 5 uur. Voorbeelden van snelwerkende insuline zijn: Novorapid®, Humalog®, Apidra®.
Middellangwerkende insuline
Middellangwerkende insuline gebruikt u ‘s avonds voor het slapen en spuit u bij voorkeur in uw been. Ongeveer 1 à 2 uur na het inspuiten begint de insuline te werken. Het maximale effect wordt bereikt 4 à 12 uur na het inspuiten. Hoe lang de insuline werkt hangt onder andere af van de dosis. Hoe meer u spuit, hoe langer het effect. In het algemeen werkt middellangwerkende insuline 12 tot 16 uur. Een voorbeeld van middellangwerkende insuline is: Insulatard®.
Uw bloedglucosewaarde meten
Om te weten of de dosering insuline juist is of dat u meer of minder insuline nodig heeft, meet u uw bloedglucosewaarden. Dat doet u met een 4 punts glucosedagcurve. Dat betekent dat u op de volgende momenten meet:
- 1 = nuchter (vóór het ontbijt)
- 2 = 1,5 uur na het ontbijt
- 3 = 1,5 uur na de lunch
- 4 = 1,5 uur na de avondmaaltijd
Tussendoor meet u uw bloedglucose als u zich niet goed voelt.
Streefwaarden bloedglucose tijdens de zwangerschap:
Nuchter (vóór het ontbijt) – tussen de 4 en 5,1 mmol/l
1,5 uur na de maaltijden – tussen de 4 en 7,8 mmol/l
Instellen insulinedosering
Uw behandelend arts of diabetesverpleegkundige bepaalt met welke insulinedosering u begint om de genoemde streefwaarden te halen. De diabetesverpleegkundige begeleidt u tijdens de zwangerschap bij het instellen van de juiste dosering insuline.
Insulinebehoefte
De insulinebehoefte kan in de loop van uw zwangerschap veranderen. De insulinegevoeligheid neemt vaak toe vanaf ongeveer 36 weken. Dit betekent dat er minder insuline nodig is en de dosering eventueel verlaagd moet worden op basis van de glucosewaarden.
Voedingsadvies
Wanneer u begint met het spuiten van insuline krijgt u in principe ook een afspraak met de diëtist. Het is belangrijk het voedingsadvies van de diëtist op te volgen en het eten en drinken van koolhydraten zo constant mogelijk te houden. Op die manier kunt u de insuline goed afstemmen op de koolhydraten die u inneemt.
Het maken van een dagcurve
Om te weten wat uw bloedglucosewaarden zijn moet u deze regelmatig meten. In overleg met de diabetesverpleegkundige maakt u de 4 punts glucosedagcurve (zie het hoofdstuk Bloedglucosewaarden meten). De diabetesverpleegkundige vertelt u of u de dosering insuline moet aanpassen, welke dosering u gaat gebruiken en wanneer u opnieuw uw bloedglucosewaarden meet. De verpleegkundige leert u hoe u zelf uw dosering aanpast bij afwijkende bloedglucosewaarden. U leert ook door ervaring en oefening en zult merken dat u steeds beter weet welke dosering goed voor u is.
Richtlijnen
Hieronder vindt u richtlijnen om de dosering insuline aan te passen als uw bloedglucosewaarden niet goed zijn. Het is de bedoeling dat u de getallen in deze schema’s aanpast aan uw eigen situatie en ervaring.
Aanpassen snelwerkende insuline op basis van de bloedglucosewaarde 1,5 uur ná de maaltijd
Is de nuchtere bloedglucosewaarde goed, maar de bloedglucosewaarde 1,5 uur na de maaltijd niet? Dan past u de hoeveelheid snelwerkende insuline aan volgens onderstaand schema. Doe dit wel pas bij de betreffende maaltijd de volgende dag.
Bloedglucosewaarde 1,5 uur na de maaltijd (mmol/l)
| Aanpassingsdosis kortwerkende insuline
|
Lager dan 4
| ….. eenheden minder
|
4 - 7,8
| geen aanpassing
|
7,8 - 10
| …. eenheden meer
|
Meer dan 10 | …. eenheden meer
|
Aanpassen middellangwerkende insuline op basis van de nuchtere bloedglucosewaarde
Tijdens uw zwangerschap moet uw nuchtere bloedglucosewaarde tussen de 4 en 5,1 mmol/l blijven. Als de nuchtere bloedglucosewaarde hoger is dan 5,1 mmol/l, dan past u de middellangwerkende insuline aan. Wij raden u aan minstens 2 dagen dezelfde dosering middellangwerkende insuline te gebruiken, voordat u deze verder aanpast.
Bloedglucosewaarde nuchter (mmol/l)
| Aanpassingsdosis middellangwerkende insuline
|
Lager dan 4
| …. eenheden minder
|
4 - 5,1
| geen aanpassing
|
5,1 - 6,0
| …. eenheden meer
|
Meer dan 6
| …. eenheden meer
|
Controleer het effect van de aanpassing
U controleert het effect van het aanpassen van de insulinedosis door uw bloedglucosewaarden te meten. Als het nodig is past u de dosis snelwerkende insuline verder aan. Heeft u teveel aangepast? Dan gaat u terug naar de vorige dosis. Het effect van het aanpassen van snelwerkende insuline kunt u direct beoordelen. Het effect van het aanpassen van de middellangwerkende insuline is meestal na 2 of 3 dagen te beoordelen.
Algemene adviezen
Beweging
Beweging kan invloed hebben op de glucosewaarden. Het kan zorgen voor lagere glucosewaarden. Dit is met name van belang tijdens het gebruik van kortwerkende insuline voor de maaltijd. Als u zich binnen 1 à 2 uur na de maaltijd intensief inspant (bijvoorbeeld sport of zwaar huishoudelijk werk) kan het nodig zijn om de insuline vooraf te verlagen. U kunt er ook voor kiezen om 10-15 gram extra koolhydraten te eten. In de loop van de zwangerschap beweegt u vaak minder intensief en zal bovenstaande minder aan de orde zijn.
Ziek zijn / koorts
Ziek zijn en/of koorts hebben kan ook invloed hebben op de glucosewaarden. Neem zo nodig contact op met de diabetesverpleegkundige.
Hypoglykemie
Bij een bloedglucosewaarde lager dan 4 mmol/l is er sprake van een hypoglykemie. Verschijnselen van een hypoglykemie zijn beven, zweten, hoofdpijn, wazig zien, hartkloppingen en een hongergevoel. De klachten verdwijnen wanneer uw bloedglucosewaarde weer toeneemt.
Wat te doen bij klachten van een hypoglykemie:
- Stop met de bezigheden/activiteiten
- Meet de bloedglucose
- Neem snelwerkende suikers* als de bloedglucose lager dan 4 is
- Wacht 5-10 minuten
- Als de volgende maaltijd nog langer dan een uur duurt, neem dan 15 gram langwerkende koolhydraten (bijv. een boterham)
Soort | Hoeveelheid voor ongeveer 20 gram snel opneembare koolhydraten* |
Dexto Energy van 3 gram | 7 tabletten |
Gluco Tabs van 4 gram | 5 tabletten |
High energy* sportdrank met ongeveer 15 gram kh/100 ml | 1 klein glas, ongeveer 125 ml |
Sportdrankje/dorstlesser* met ongeveer 7 gram kh/100 ml | 2 glazen, ongeveer 300 ml |
Limonadesiroop* met 50-70 gram kh/100 ml | Ongeveer 35 ml, aangelengd met water |
Kristalsuiker Suikerklontjes van 4 gram Suikerklontjes van 3 gram | 20 gram, opgelost in water/thee 5 stuks 7 stuks |
Frisdrank* (niet suikervrij of light)* | 1 groot glas, ongeveer 200 ml |
Vruchtensap*, dubbeldrank/tweedrank (10-15 gram kh/100 ml)* | 1 glas, 150-200 ml |
*De samenstelling van dranken kan wijzigen doordat suiker wordt vervangen door zoetstof, waardoor de hoeveelheid koolhydraten (veel) lager is dan verwacht. Bekijk regelmatig de voedingswaardewijzer op het etiket.
Als u geen glucose of snel opneembare koolhydraten bij de hand heeft, kunt u andere koolhydraatrijke producten nemen, bijvoorbeeld 1 banaan, 2 koekjes, 4-5 snoepjes of 1 schaaltje vla. Het duurt dan wel langer voordat uw bloedglucosewaarde stijgt. Houd er rekening mee dat deze producten vaak wel meer calorieën bevatten, zeker als u kiest voor lekkernijen zoals chocolade, koek of ijs.
Ook als een hypoglykemie vlak voor de maaltijd ontstaat, is het aan te raden te handelen zoals hierboven is beschreven. Als na 15-20 minuten blijkt dat de bloedglucose goed is, kunt u de geplande maaltijd gebruiken.
Verminderd bewustzijn
Als u bij een ernstige hypoglykemie niet meer kunt slikken door een verminderd bewustzijn, kunnen omstanders een flinke eetlepel honing of stroop in uw de wangzak smeren. Het mondslijmvlies neemt de glucose namelijk gemakkelijk op. Gebruik geen dranken omdat de kans op verslikken groot is. Vertel dit uw naasten.
Als dit niet helpt dan is het advies 112 te bellen en te melden dat het om een persoon met diabetes gaat.
Oorzaken van een te hoge of te lage bloedglucosewaarde
Zoek altijd naar de oorzaak van de te hoge (hyperglykemie) of te lage (hypoglykemie) bloedglucosewaarde en probeer dit als het mogelijk is te voorkomen.
Oorzaken van hoge bloedglucosewaarden
- te weinig insuline ingespoten / vergeten te spuiten
- meer gegeten (meer koolhydraten) / ander soort maaltijd
- insuline in een ander lichaamsdeel gespoten / te diep of ondiep gespoten
- koorts/ziekte/verkoudheid
- stress of emotie: bijvoorbeeld spanningen in uw relatie of op het werk, examen, verdriet, pijn of zorgen
- medicijnen, bijvoorbeeld prednisonkuur
- reactie op een hypoglykemie
Soms is er geen verklaring te vinden.
Oorzaken van lage bloedglucose waarden
- te veel insuline gespoten
- te weinig gegeten (minder koolhydraten) / ander soort maaltijd
- insuline in een ander lichaamsdeel gespoten / te diep of ondiep gespoten
- lichamelijk extra ingespannen; bijvoorbeeld door sport, tuinieren of zwaar huishoudelijk werk
- stress of emotie; bijvoorbeeld spanningen in uw relatie of op het werk, examen, verdriet, pijn of zorgen (vaak geeft stress/emotie een hogere waarden, maar lagere waarden komen ook voor)
- buikgriep; diarree en/of overgeven
Soms is er geen verklaring te vinden.
Problemen/vragen
Elke werkdag van 08.00 tot 09.30 uur en van 11:45 tot 12:15 uur houdt de diabetesverpleegkundige een telefonisch spreekuur, het telefoonnummer is (0314) 32 96 69.
Bij ontregeling van uw bloedglucosewaarden kunt u ook tussen 09.30 en 16.30 uur contact opnemen. Geef uw naam door aan de secretaresse en de diabetesverpleegkundige belt u dezelfde dag nog terug. In spoedeisende situaties buiten deze tijden belt u de verpleegafdeling, telefoonnummer (0314) 32 92 76.
Meer informatie over diabetes kunt u ook vinden op
www.diabetes.nl.
Uw privacy en onze geheimhouding
Om u de beste zorg te kunnen geven, hebben wij gegevens van u nodig. Deze gegevens leggen wij digitaal vast en beveiligen wij goed. Wij gaan zorgvuldig om met deze gegevens en houden ons aan de wet- en regelgeving. Dit betekent onder andere dat al onze medewerkers een geheimhoudingsplicht hebben en u als patiënt recht heeft op privacy. Uitgebreide informatie over uw privacy, rechten en plichten vindt u in de folder ‘
Uw rechten en plichten als patiënt’. Deze folder kunt u raadplegen op
folders.slingeland.nl.