Logo Slingeland Ziekenhuis.
 
Klik op deze knop om alle folders te doorzoeken.Zoek folders
Klik op deze knop om dit document te printen.Print pagina
Klik op deze knop om dit document als PDF te downloaden.Download PDF
Klik op deze knop om de tekstgrootte te vergroten.Grotere tekst
Klik op deze knop om de tekstgrootte te verkleinen.Kleinere tekst

PiMS folder informatie logo

Verpleegafdeling B2 Kraamzorg/Verloskunde
Kindergeneeskunde

Ontwikkelingsgerichte zorg op verpleegafdeling B2

Ontwikkelingsgerichte zorg op verpleegafdeling B2

De knop om deze folder als favoriet te markerenFavorietDe knop om deze folder per email door te sturen.Stuur door
1. Algemeen
U en uw kindje zijn opgenomen op verpleegafdeling B2, de kraamafdeling. In deze folder informeren wij u over de werkwijze op deze afdeling en op welke manier wij uw kindje benaderen. Met onze manier van werken, proberen we de ontwikkeling van uw kind te stimuleren. Dit wordt ontwikkelingsgerichte zorg genoemd.

We proberen dit te bereiken door:
  • stress bij uw kind te verminderen;
  • de relatie tussen u en uw kind te stimuleren;
  • ervoor te zorgen dat uw kind zichzelf tot rust kan brengen bij stress, bijvoorbeeld door de handjes naar de mond te brengen en hierop te sabbelen/zuigen.

We kijken goed naar de uitingen van uw kind. Hoe reageert hij bijvoorbeeld op de omgeving, waar voelt uw kind zich prettig bij en hoe reageert hij op de voeding. Betrokkenheid van u als ouders is daarbij belangrijk. Wij geven u adviezen zodat u de reacties van uw kind leert herkennen en hierop kunt reageren zodat uw kindje zich prettig voelt en ontspannen is.

2. Lichaamstaal
Uw kind laat vaak duidelijk zien wanneer het zich prettig voelt en wanneer het zich niet lekker voelt. Tijdens de verzorging kijken we naar signalen van ontspanning en stress.

Ontspannen
Als uw kind zich prettig voelt en ontspannen is, dan is hij beter in staat om contact met u te maken. Wij leren u dit gedurende de contactmomenten. Als uw kind ontspannen is, laat het toenaderingsgedrag zien, zoals:
  • een ontspannen houding;
  • een heldere blik;
  • een roze kleur;
  • een regelmatige ademhaling;
  • contact zoeken;
  • een ontspannen gezichtje;
  • smakken met het mondje, sabbelen op hand en vingers.

Tekenen van stress
Als de prikkels uw kind te veel zijn, geeft hij waarschuwingssignalen door bijvoorbeeld:
  • het lichaam te overstrekken;
  • het strekken van armen en benen;
  • het spreiden van vingers en/of tenen;
  • een ontwijkende blik/wegdraaien van de ogen;
  • kleurveranderingen, grauw of bleek worden;
  • grijpende bewegingen;
  • met de voeten te zoeken naar begrenzing;
  • suffer worden;
  • huilen of jammeren.

Als we deze signalen bij uw kind zien, passen we de verzorging daar waar nodig aan. Als de zorg te veel wordt, kunnen we bijvoorbeeld een rustpauze inlassen of met de verzorging stoppen.

De verpleegkundige leert u naar het gedrag van uw kind te kijken: wat vindt hij prettig of juist onprettig en hoe kunt u dat zien. Ga ook gerust eens naast de wieg zitten om naar uw kind te kijken. Hierdoor leert u zien wat uw kind te vertellen heeft en ziet u hoe hij zich voelt.

3. Verzorging
U heeft als ouder een centrale rol bij de verzorging van uw kind. Indien mogelijk wordt u vanaf de eerste dag betrokken bij de verzorging van uw kind. U leert uw kind verschonen, temperaturen, baden, wegen en in en uit de wieg halen. Laat uw kind na het verzorgen tot rust komen, dit kost namelijk veel energie.

Houding tijdens de verzorging
Probeer uw kind zoveel mogelijk in een gebogen houding en roterend te verzorgen. Dat wil zeggen dat u er bij elke handeling voor zorgt dat uw kind in een ronde houding blijft en de bewegingen op een draaiende manier worden uitgevoerd. U verzorgt uw kind in zijligging zodat de handjes bij de mond blijven. Deze gebogen houding is ook de houding die het kind had in de baarmoeder. U kunt de armpjes en beentjes ondersteunen, waarbij de armpjes tegen het lichaam blijven. Op deze manier kunt u uw kind ook uit de wieg halen. Houd uw kind tegen u aan zodat het begrenzing voelt.

Als uw kind heel beweeglijk, oncomfortabel of onstabiel wordt tijdens de verzorging, pauzeer dan even. Leg uw handen op het lichaam tot uw kind rustig wordt. Dit helpt hem ontspannen en energie te sparen. Blijft u stress-signalen zien? Dan is het beter om tijdelijk te stoppen met de verzorging. Bespreek de signalen die uw kind laat zien met de verpleegkundige. De verpleegkundige kan u leren hoe u met de stress-signalen omgaat tijdens de verzorging.

Voorbereiding
Wij raden u aan om eerst alle benodigdheden klaar te zetten voordat u uw kind gaat verzorgen. Neem de tijd voor de verzorging. Dat is voor uw kind het prettigst.

Wakker maken
Verzorg uw kind bij voorkeur als hij wakker is. Slaapt uw kind en gaat u hem verzorgen, maak hem dan rustig wakker. Praat eerst tegen uw kind. Vaak reageert hij al op de stem. Haal vervolgens het doek of de dekens eraf en laat uw kind voorzichtig wakker worden. Als u uw kind aanraakt, leg dan uw hele hand op het hoofd, de buik en/of de billen. Ga niet wrijven, strelen of aaien. Dit kietelt en is onprettig voor uw kind.

Uit het wiegje halen
Als u uw kind uit de wieg haalt, draait u hem eerst op de zij voordat u hem oppakt. Het terugleggen doet u op dezelfde manier. Leg uw kindje eerst op zijn zij in het wiegje. Draai het daarna op zijn rug. Tijdens het dragen zorgt u ervoor dat uw kind voortdurend goed ondersteund wordt bij het hoofd en de billen. Pak uw kind zo min mogelijk onder de oksels op.

Temperaturen/wegen
Het is belangrijk dat uw kind goed op temperatuur blijft. In het ziekenhuis temperaturen we uw kind de eerste 24 uur om de drie uur. Daarna 2 keer per dag.

Een temperatuur tussen de 36,6 °C en 37,5 °C is goed. Als de temperatuur hoger of lager is, dan moet dit overlegd worden met de verpleegkundige. Mogelijk wordt dan de omgevingstemperatuur van het kind aangepast. De lichaamstemperatuur van het kind kan worden bijgesteld met behulp van een mutsje, extra deken of kruik of door deze middelen juist weg te halen. Huid-op-huidcontact heeft ook een positief effect op de temperatuur van de baby.

Uw kind vindt temperaturen in zijligging prettiger dan wanneer het op de rug ligt. Deze houding kunt u ook aanhouden tijdens het wegen op de weegschaal.

Verschonen
De luier verschoont u door uw kind van de ene naar de andere kant te draaien, dus niet door het aan de beentjes op te tillen.

In bad
De eerste keer gaat uw kindje onder begeleiding van een verpleegkundige in bad. De verpleegkundige helpt u tot u zich er vertrouwd mee voelt. Daarna mag u uw kind zelf in bad doen. Om het in bad gaan zo aangenaam mogelijk te maken, kunt u met de voetjes of de billen van uw kind de rand of bodem van het bad aanraken. Dit geeft uw kind begrenzing. Ook kunt u een hydrofiele luier om uw kindje heen leggen. Dit verkleint de overgang van aankleedkussen naar het badje.


4. Houding in het wiegje

Rugligging
Leg uw kind bij voorkeur op de rug in de wieg. Uw kind ligt dan met zijn gezicht vrij en kan goed ademen. Dat is het veiligst. Leg uw kind zo neer dat hij de ene keer naar links en de andere keer naar rechts kijkt. Dit voorkomt een voorkeursligging.

Buikligging
Thuis mag u uw kind op de buik leggen als het wakker is en u in de buurt bent. Dat is juist goed. Uw kind leert dan zijn hoofd te draaien en op te tillen.

Begrenzing
In de baarmoeder ligt de baby in een gebogen houding. Het lichaam van de baby wordt begrensd door de baarmoeder. Deze begrenzing kunt u na de geboorte nabootsen zodat uw kindje zich veilig voelt.

Nadat u uw kind heeft teruggelegd in de wieg, kunt u uw handen op het hoofdje, de buik en/of de billen neerleggen. Zo krijgt uw kind de mogelijkheid rustig te worden en eventueel in slaap te vallen.

5. Kangoeroeën
Kangoeroeën is een unieke manier om uw kindje vast te houden. Hierbij ligt uw kindje bloot, met alleen een luier aan, op uw blote borst. Hierdoor ontstaat huid-op-huidcontact. Uw lichaamswarmte, lichaamsgeur, hartslag en stem zorgen ervoor dat uw kind zich veilig en vertrouwd voelt. Kangoeroeën versterkt ook de band tussen u en uw kindje.

Neemt u de tijd om te kangoeroeën. Wij adviseren u om dagelijks minimaal 1 uur onafgebroken te kangoeroeën. Het liefst na een verzorgingsmoment, bijvoorbeeld nadat uw kind in bad is geweest. Het is belangrijk dat uw kindje tijdens het kangoeroeën in de juiste houding ligt. De verpleegkundige helpt u hierbij. Het is de bedoeling dat het hoofdje van uw kindje naar links of rechts gedraaid wordt. Het hoofdje en het lichaam moeten in een rechte lijn liggen. Zo kan uw kindje goed ademhalen.
Uw kind krijgt een deken om zodat hij het niet koud krijgt. Het is van belang dat u en/of uw partner goed zicht houden op de houding van uw baby. Zorg dus dat u tijdens huid-op-huidcontact niet in slaap valt.

Meer informatie over kangoeroeën vindt u in de folder 'Kangoeroeën'. Deze folder is verkrijgbaar op de verpleegafdeling of kunt u raadplegen op www.slingeland.nl

6. Geurdoekje
Een geurdoekje is prettig voor uw kind. Dit kunt u zelf maken. U kunt hiervoor een spuugdoekje van het ziekenhuis gebruiken of een schone (zak)doek van uzelf. Draag het doekje enige tijd bij u, zodat uw lichaamsgeur in het (zak)doekje trekt. Leg het doekje daarna onder het hoofdje van uw kindje. De geur van één van de ouders is zo steeds aanwezig bij uw kind. Dit geeft hem een vertrouwd gevoel.

7. Omgeving
De baarmoeder is voor een kind de meest ideale omgeving om zich te ontwikkelen. Het is een donkere ruimte, waar geluiden gefilterd binnenkomen. De moeder zorgt voor het dag- en nachtritme. De baby wordt omgeven door warm vocht (vruchtwater). Dit heeft een beschermende functie zodat de baby niet al te veel last heeft van stoten en duwen van buitenaf.

Als uw kind geboren wordt, komt het in een andere situatie terecht. In een omgeving met veel licht, geluid en beweging. Uw kind moet wennen aan deze nieuwe situatie. De prikkels uit de omgeving kunnen veel invloed hebben op uw kind.

Op verpleegafdeling B2 streven we ernaar om de omgeving voor uw kind zo rustig mogelijk te houden. We creëren rust op de kamer, vermijden harde geluiden en beperken lichtprikkels. Wij vragen u hiermee rekening te houden. Rust is namelijk erg belangrijk en komt de groei en ontwikkeling van uw kind ten goede.

Heeft u toch meer licht nodig bij de verzorging, scherm dan de ogen van uw kind af door bijvoorbeeld uw hand ervoor te houden.

8. Sucrose voor een vervelende behandeling
Voorafgaand aan het uitvoeren van pijnlijke of vervelende handelingen (bijvoorbeeld bloedprikken), krijgt uw kind sucrose in de wangzak gedruppeld. De sucrose is een zoete vloeistof dat een stofje in de hersenen vrijmaakt (endorfine) waardoor een kind zich comfortabeler voelt. Dit uit zich doordat kinderen niet of korter huilen, lagere pijnscores hebben op basis van gezichtsuitdrukking en/of een lagere hartslag hebben (minder stress).

Sucrose werkt het beste in combinatie met zuigen, bijvoorbeeld aan de borst, op een vinger of op een speentje.

Uiteraard mag u uw kind na een vervelende handeling altijd troosten. Als u er niet bent, doet de verpleegkundige dit. Het effect van sucrose is ongeveer 15 minuten.

9. Voeding

Borstvoeding
Het geven van borstvoeding verloopt het beste als u uw kind voedt op het moment dat hij aan een voeding toe is. Dit laat uw kind merken door op zijn handjes te sabbelen of smakgeluidjes te maken.

Met uitzondering van de eerste paar dagen is het raadzaam om op zo veel mogelijk signalen van hem af te gaan. Als uw kind goed groeit en normale poep- en plasluiers heeft, is zijn eigen ritme het allerbeste. Vraag en aanbod worden dan goed op elkaar afgestemd. Om de borstvoeding goed op gang te brengen wordt uw kind de eerste 24 uur regelmatig aangelegd.

Flesvoeding
Ook bij het geven van flesvoeding is het raadzaam om goed naar uw kind te kijken. Voed hem op een moment dat uw kind aan voeding toe is en niet omdat er een bepaald aantal uren is verstreken. Ook de hoeveelheid flesvoeding mag afgestemd worden op de behoefte van uw kind. Ieder kind is anders. Het ene kind houdt van een vollere buik dan een ander.

Ook bij flesvoeding is het goed om de groei goed te bewaken en zijn poep- en plasluiers in de gaten te blijven houden. Dat geeft aan of alles goed gaat.


Early Feeding Skills Foto baby
In het Slingeland Ziekenhuis wordt voeding aan premature kinderen, zieke kinderen en slecht drinkende kinderen aangeboden volgens de Early Feeding Skills (EFS) methode. Bij Early Feeding Skills wordt goed gekeken naar de voedingsvaardigheden van uw kind. Het doel is om een zo goed mogelijk oefenmoment te creëren en voedingsproblemen te voorkomen. Daarnaast wordt er bij deze methode gekeken naar de leeftijd en het gedrag van uw kind om te bepalen welke manier van voeden het meest geschikt is.

Om uw kind goed en op een prettige manier te leren drinken, letten wij vóór en tijdens de voeding op de signalen die uw kindje geeft. Als het nodig is kunnen we het voedingsmoment wijzigen of de manier van voeden aanpassen. De verpleegkundige leert u op welke manier u uw kindje kunt ondersteunen bij de voeding. Drinken kost uw kindje veel energie. Laat het daarom na de voeding tot rust komen.

Problemen tijdens het drinken
Als een kindje niet goed drinkt, kan dat komen door:
  • moeite met de coördinatie tussen zuigen, slikken en ademen;
  • onrijpheid van de baby (te vroeg geboren);
  • negatieve prikkels in het mond-of keelgebied;
  • een instabiele hartslag, ademhaling, zuurstofsaturatie, bloeddruk en/of temperatuur.

Voorafgaand aan de voeding
Voorafgaand aan de voeding bekijken wij of uw kind klaar is voor een voeding (de zogenaamde voedingsbereidheid):
  • Is uw kind wakker en alert?
  • Heeft uw kind voldoende energie voor de voeding?
  • Laat uw kind zelfregulatie zien; kan hij het lichaam in gebogen positie houden met armen/handen in de middenlijn?
  • Laat uw kind voedingssignalen zien zoals smakken en zuigen op handjes?
  • Heeft uw kind een stabiele hartslag, ademhaling, zuurstofsaturatie, bloeddruk en temperatuur?

Als uw kind voldoet aan alle bovengenoemde punten, is hij klaar voor een voeding.

Tijdens de voeding
Tijdens de voeding letten wij op de volgende signalen:
  • Blijft uw kind alert?
  • Kan uw kindje in deze houding blijven drinken?
  • Heeft uw kind een ritmisch zuigpatroon?
  • Is de tepel of de speen steeds aangezogen?
  • Loopt er geen melk langs de tepel of speen?
  • Kan uw kindje veilig slikken en ademt het zonder geluid te maken?
  • Ervaart uw kindje geen stress?
  • Verandert de huid niet van kleur?
  • Heeft uw kind een stabiele hartslag, ademhaling, zuurstofsaturatie, bloeddruk en temperatuur?
  • Gebruikt uw kindje geen hulpademhalingsspieren?
Als tijdens de voeding blijkt dat uw kindje zich niet prettig voelt of niet op de juiste manier drinkt, kunnen we aanpassingen doen, zoals:
  • het aanpassen van de houding van uw kind;
  • het inlassen van pauzes door de fles te kantelen of de speen leeg te laten lopen (pacing);
  • het gebruik van hulpmiddelen (zoals een tepelhoedje);
  • een andere fles of speen;
  • overgaan op sondevoeding.
10. Rooming-in
Op de kraamafdeling zijn een aantal comfortkamers waar ouders en kind samen kunnen verblijven (rooming-in). Zo kunt u zelf voor uw kind zorgen met ondersteuning van de verpleegkundige. Daarnaast leert u uw kind goed kennen wanneer het slaapt en merkt u welke bewegingen en geluidjes hij maakt als hij ontspannen is.

Als het druk is op de afdeling, kan het zijn dat u niet meer op de comfortkamer kunt blijven. U en uw kind worden dan overgeplaatst naar een meerpersoonskamer. In overleg kan uw partner ook dan bij u op de kamer slapen.



Foldernummer: 2247-feb 23